Opgang uit de hoogte

Wat is: Opgang uit de hoogte?

De uitdrukking ‘Opgang uit de hoogte’ in Lukas 1:78 klinkt nogal tegenstrijdig. Het wordt door de kanttekenaren in kanttekening 76 van de Statenvertaling gerelateerd aan de ster die in Jakob opgaat (Num. 24:17) en aan de Zon der gerechtigheid die zal opgaan (Mal. 4:2). Zij kiezen voor deze uitleg omdat die zou rijmen met het woord ‘verschijnen’ in het volgende vers 79. Ze noemen als vertaalvariant daarvan ‘verlichten’, wat aan een ster of zon zou doen denken. Toch blijft op deze manier de in zichzelf tegenstrijdige uitdrukking bestaan. Bovendien doet vers 79 juist denken aan een persoon die verschijnt aan mensen, terwijl in genoemde teksten de ster en de zon geen personificaties zijn.

 

In dezelfde kanttekening vermelden zij echter wel, dat het grondwoord anatolè ook een opgaande scheut of spruit kan betekenen. Zij wijzen erop, dat de Messias zo genoemd wordt in Jer. 23:5 en Zach. 3:8 en 6:12. Jer. 23:5 noemt ‘een rechtvaardige SPRUIT’, Zach. 3:8 ‘Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen’ en Zach. 6:12 ‘Zie, een Man - Zijn Naam is SPRUIT, zal uit Zijn plaats opkomen’). Ook hadden ze nog kunnen noemen o.a. Jer. 33:15 ‘zal Ik voor David een SPRUIT van gerechtigheid doen opkomen’. De Septuagint vertaalde het Hebreeuwse tsémach (spruit, loot) in die teksten namelijk met anatolè.

 

Het gaat dus om iets wat uitspruit of nieuw verschijnt. Die laatste betekenis heeft het ook in Matt. 2:2 waar de magiërs zeggen, dat zij een ster hebben zien opgaan. Hiermee bedoelen zij een nieuwe verschijning, een nieuwe ster in haar opgang, bij het opkomen boven de horizon. Als het niet om gewassen maar om een persoon gaat dan kan anatolè als vertaling van tsémach de betekenis hebben van telg. Het zijn nu de genoemde teksten uit Jeremia en Zacharia waarin de term anatolè wel als personificatie bedoeld is en vertaald kan worden met Telg (Spruit).[1] Vanuit zijn Schriftkennis als priester heeft Zacharias, die de Septuagint ongetwijfeld kende, bij het woord anatolè gerefereerd aan deze teksten met die benaming van de komende Messias. In Lukas 1:78 gaat het dus om de ‘Telg uit de hoogte’ of uit de hoge. Hierin komt tot uitdrukking, dat de Messias enerzijds Mens is (de Telg, troonopvolger uit Davids geslacht) en anderzijds van Goddelijke oorsprong is (uit de hoogte), van boven door God geschonken.

 

[1] Zie voor een uitgebreidere bespreking Jakob van Bruggen, Lucas: het evangelie als voorgeschiedenis, Kok-Kampen, 1993, pag. 65 e.v.

 

18-8-2021