+ 267
Mattheüs 2:23:
En toen hij daar gekomen was, ging hij wonen in een stad die Nazareth heette, opdat vervuld werd wat door de profeten gezegd is: dat Hij Nazarener genoemd zal worden.
Inleiding.
De tweede helft van deze tekst heeft tal van vragen opgeroepen. Nergens lezen we in het OT immers een profetie, dat Jezus Nazarener genoemd zal worden. Is de vertaling wel juist? En ging die profetie in vervulling toen Jezus met zijn ouders in Nazareth ging wonen of pas bij Zijn openbare optreden? Welke betekenis heeft het bovendien, dat Jezus Nazarener genoemd zal worden? Kortom: wat bedoelde Mattheüs met deze tekstregel? Op al deze vragen gaat dit artikel nader in, maar eerst bezien we twee gangbare verklaringen. Ik ga daarbij voorbij aan de verklaring van Calvijn, die Nazarener ten onrechte verbindt met Nazireeër. Zijn uitleg is tegenwoordig algemeen losgelaten.
Verklaring 1.
Er wordt gedacht aan een woord- en klankassociatie, ervan uitgaand dat Nazareth (Hebr. n-z-r) afgeleid is van het Hebreeuwse ‘netzer’, loot, scheut of spruit. Er wordt dan gewezen op Jes. 11:1 waarin, als enige plaats in het OT, de Messias eveneens een Loot of Scheut (netzer) genoemd wordt. Verder wijst men op Zacharia 6:12 ‘Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT – zal uit Zijn plaats opkomen’, hoewel hier voor Spruit een ander Hebreeuws woord wordt gebruikt. Door in Nazareth te wonen werd Jezus een Nazarener, waarmee Zijn komaf een heenwijzing zou bevatten naar Zijn Messiasambt. Toch blijft het punt van discussie of Nazareth, dat in andere handschriften dan de TR in Matth. 4:13 en Luk. 4:16 Nazara genoemd wordt, van netzer is afgeleid. Daarnaast heeft Mattheüs het over profeten, terwijl alleen Jesaja netzer voor de Messias noemt. Waarom schreef Mattheüs dan niet, net als de andere keren, ‘opdat vervuld zou worden wat door de profeet Jesaja is gezegd ... ‘ Verder schrijft hij niet dat er iets door de profeten is gesproken, maar wat is gezegd, d.w.z. wat een bepaald begrip aangeeft. Vandaar dat Mattheüs dus geen specifieke tekst citeert. Ook schrijft Mattheüs, dat Jezus Nazarener genoemd zal worden, niet enkel dat Hij Nazarener zal zijn. Dat impliceert, dat de vervulling plaatsvindt op een later tijdstip dan Zijn vestiging in Nazareth, namelijk bij Zijn openbare optreden. Deze eerste verklaring bevat dus tal van onzekerheden.
Verklaring 2
Anderen menen, dat Mattheüs bedoelde, dat verschillende profeten de verachting van en minachting voor de Messias hebben voorspeld, die dan mede (of: met name) gestalte kreeg of gesymboliseerd werd doordat Hij in het verachte Nazareth in Galilea ging wonen. Zij verwijzen naar Psalm 22:7 ‘Maar ik ben ... een smaad van mensen en veracht door het volk’, naar Jesaja 49:7 ‘... de verachte Ziel, tegen Hem van Wie het volk een afschuw heeft’ en naar Jesaja 53:3 ‘Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, ... als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht’. Hoe men Hem verachtte lezen we in Mk. 9:12, Lk. 23:11 en Hand. 4:11. Voor die verachting van Nazareth en Galilea worden twee argumenten aangevoerd.
- Het eerste argument wordt gevonden in twee teksten uit het Johannesevangelie. De eerste is Joh. 1:47 ‘En Nathanaël zei tegen hem: Kan uit Nazareth iets goeds komen?’ De tweede is Joh. 7:52 ‘Zij antwoordden en zeiden tegen hem: Bent u soms ook uit Galilea? Onderzoek en zie dat in Galilea geen profeet is opgestaan’. Toch is het niet waarschijnlijk, dat deze twee teksten bewijzen, dat er in algemene zin verachting was voor Galilea resp. Nazareth als plaats binnen Galilea. In het eerste geval wil Nathanaël alleen maar zeggen, dat er geen profetie is dat uit Nazareth een profeet, laat staan dé Profeet zou opstaan. Naar de letter had hij ook gelijk. Hij zal later begrepen hebben dat Jezus als Zoon van Jozef (vers 46) en nakomeling van koning David, geboren is in Bethlehem. In het tweede geval bijten de farizeeën Nicodemus alleen maar toe door hem te vragen of hij soms ook bij die groep Galileeërs hoort (waarvan Jezus de leider is). Over Galilea zelf wordt geen enkele negatieve kwalificatie gegeven. Sowieso wordt nergens in het NT negatief of denigrerend gesproken over Galilea of Nazareth, ook niet rond Jezus gevangenneming en kruisiging, evenmin over Galilese Joden.
- Het tweede argument vindt men in de uitdrukking Nazoreeër. De HSV vertaalt altijd met Nazarener, maar in het Grieks staat in 14 van de 18 gevallen nazoraios, zo ook in Mt.2:23. Andere vertalingen noemen Jezus daarom bijna alle keren terecht Nazoreeër. De vier teksten met nazarenos vinden we driemaal bij Markus en eenmaal bij Lukas. De verandering van a in o ligt taalkundig niet voor de hand, maar er zijn verklaringen voor bedacht. Een verklaring is, dat het te maken had met het Galilese dialect. Het dienstmeisje herkende Petrus eraan. De a-klank werd soms uitgesproken als een doffe o of u. Van Bruggen wijst hiervoor naar een studie van de Zweedse theoloog Hugo Odeberg[1]. Doordat Judeeërs, zo is de redenering, die doffe o-klank imiteerden door in plaats van Nazarener Nazoreeër te zeggen, zouden zij de spot drijven met Galileeërs en hun dialect uit dat achtergebleven platteland. Jezus Nazoreeër noemen zou dus spottend bedoeld zijn. Maar ook hier is het de vraag of dit wel juist is. Ik wees er al op, dat veruit in het merendeel van de gevallen nazoraios wordt gebruikt, ook in ‘neutrale’ teksten. Nazarenos wordt alleen gebruikt door een bezetene, het genoemde dienstmeisje en een engel bij het lege graf. Nazoraios komt ook voor in teksten waarin een negatieve betekenis niet beoogd kan zijn. Zoals door de Emmaüsgangers die Jezus’ vraag beantwoorden en door Petrus in Handelingen bij zijn toespraken tot het Sanhedrin. Nog sterker is, dat Jezus zich blijkens Hand. 22:8 aan Paulus bekend maakte met de woorden ‘Ik ben Jezus, de Nazoreeër, Die u vervolgt’. Zou de verhoogde Christus Zichzelf aanduiden met een denigrerende naam, die minachting uitdrukt? Uit het verschil tussen nazarenos en nazoraios kan derhalve geen inhoudelijke conclusie getrokken worden. De evangelisten gebruiken deze woorden in elk geval onbekommerd door elkaar. Ze betekenen kennelijk niets anders dan ‘uit Nazareth’. Ook al zou nazoraios dialect zijn, dan hoeft dat niet negatief bedoeld te zijn. Ook deze verklaring kan geen onbetwiste betekenis geven aan Matth. 2:23.
Galilea
Om de betekenis van Matth. 2:23 op het spoor te komen is het nodig eerst nog wat in te gaan op de betekenis van Galilea. Het was het noordelijk deel van het Tienstammenrijk (Samaria het zuidelijk), waarvan velen in ballingschap zijn weggevoerd. Daarvoor terug kwamen heidenen uit andere streken, die hun invloed lieten gelden. Het gebied kwam door de jaren heen onder verschillende overheersers, waarvan de Seleuciden de laatsten waren. Vandaar de naam ‘Galilea der volken’ (Mt. 4:15). ‘De Hasmoneese hogepriester en koning Aristobulus I veroverde in 104 v.Chr. Galilea op de Seleuciden en voegde het toe aan het Hasmoneese rijk. Voor zover de bevolking van deze gebieden uit heidenen bestond, dwong hij hen zich te laten besnijden en zo tot het Jodendom toe te treden. Het lijkt erop dat deze maatregelen vooral Oost-Galilea betroffen, waar naast Joden ook groepen Itureeërs woonden’ (bron Wikipedia). De Hasmoneeën hadden immigratie vanuit Judea naar Galilea gestimuleerd om zo ook daar hun invloed uit te breiden. Veel Judeeërs trokken zo naar het noorden om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Misschien was dat met Jozef ook het geval. Er woonden naast niet-Joden dus inmiddels veel Joden in Galilea, zoals uit de Evangeliën wel blijkt. In allerlei dorpen was een synagoge, ook in Nazareth dat toen waarschijnlijk maar rond de vijftig huizen telde. Het is dus de vraag of Galilea in de ogen van Judeeërs veracht was in de tijd van Jezus rondwandelingen in dat gebied. Wel bleef Galilea een achterafgebied, wat alleen bereikt kon worden via het Overjordaanse omdat Samaria gemeden werd. Verder gingen sommige gebruiken er anders aan toe dan in Judea. Dat er op Galilese Joden werd neergekeken is in het NT nergens uit op te maken.
Betekenis Mattheüs 2:23
Het komt mij voor, dat we voor de betekenis dan ook een heel andere richting uit moeten denken. Daarbij laten we de gedachte los, dat het woord Nazoreeër spottend is bedoeld, dat het iets anders betekent dan gewoon inwoner van Nazareth en dat het een indicatie zou zijn voor de verachting van de Messias.
Eerst merk ik nog op, dat Jezus van Nazareth gewoon de algemene naam is geworden waarmee men Hem aanduidde. Niet meer en niet minder. Zo stond Hij bekend, zie o.a. Mt. 21:11, Lk. 24:19 en Hand. 2:22. Hij werd daarom ook zo genoemd in het opschrift boven Zijn kruis (Joh. 19:19). Omdat Jezus een veelvoorkomende naam was kon men Hem zo van anderen onderscheiden. In Hand. 24:5 wordt de groep rond Jezus dan ook de sekte van de ‘Nazoraion’ genoemd. In Hand. 22:8 noemt zelfs Jezus zich zo tegenover Paulus: ‘Ik ben Jezus, de Nazoreeër’. Ondanks dat Jezus later in Kapernaüm ging wonen bleef men Hem beschouwen als een Nazoreeër. Men dacht zelfs dat Hij daar geboren was (Joh. 7:42).
Vervolgens heeft het wel iets te zeggen dat Jezus Nazoreeër werd. Dat is immers Gods leiding (het ‘opdat’ in Mt.2:23) en heeft een tweevoudige betekenis.
- De naam Nazoreeër typeert Jezus in Zijn nederige gestalte en positie.
Na te moeten uitwijken naar Egypte voor Herodes moest Jezus weer uitwijken voor Archelaüs. Op een aanwijzing van God trok Jozef met Jezus en Maria daarom door naar Nazareth, waar ze al eerder hadden gewoond. Dat Hij in deze uithoek in een onbekend dorp terechtkwam is een (voorlopig) dieptepunt, een afgang, een groot contrast met Bethlehem of Jeruzalem, een vernedering[2]. Door Zijn wonen en opgroeien in Nazareth werd hij een inwoner van Nazareth en later dus Nazarener of Nazoreeër genoemd. Met die naam ging Hij officieel door het leven.
Door zo genoemd te willen worden valt een accent op twee zaken. De eerste is, dat Jezus later niet voornamelijk genoemd werd naar zijn wettelijke vader Jozef (Zoon van Jozef), wat gebruikelijk was, of naar Zijn stamvader David (Zoon van David). Hij wilde Zich niet op Zijn afkomst laten voorstaan. Dit illustreert Zijn nederigheid. Het tweede is, dat Hij als Messias en Davidszoon moest afzien van Bethlehem als de stad Davids, of Jeruzalem als de koningsstad. Zijn woonplaats werd slechts een gehucht in een uithoek in het noorden van Galilea. Met de naam Jezus van Nazareth kon Hij als Messias geen eer inleggen. Die kwam toch uit het geslacht van David en van het dorp Bethlehem?’ (Joh. 7:42). Uit Galilea kwam geen profeet, laat staan de Messias (Nathanaël, Joh. 1:47). Kortom: Hij wilde Zich ook niet laten voorstaan op Zijn ‘titels’ en hoge roeping. Niet uit Zijn Naam en komaf zou blijken dat Hij de Messias was, maar uit Zijn daden. Hij was niet uit op Zijn eigen Naam of voordeel, maar op de eer van de Naam van God en het behoud van verloren zondaren, mensen in de duisternis. Veel profetieën tonen, hoe Hijzelf moest verbrijzeld worden voor redding van heidenen, om de zonden van Israël te verzoenen, om Knecht des Heeren te zijn, Zich weg te cijferen voor Gods eer. Hij was zachtmoedig, nederig van hart. Zijn nederige houding blijkt hieruit, dat Hij een ‘Heiland is, arm, en rijdend op een ezel (Zach. 9:9), Hij zal niet schreeuwen, Hij zal Zijn stem niet verheffen’ (Jes. 42:2), ‘Gestalte of glorie had Hij niet;’ (Jes. 53:2). Hij is er voor de mensen.
- Belangrijker nog dan enkel teken van Jezus’ nederige gestalte typeert de naam Nazoreeër Jezus’ werk als Zaligmaker, als toewijding aan het verlorene.
Zijn wonen in Nazareth toont immers aan, dat Hij daar, in Galilea, Zijn werk wilde beginnen (zie kanttekening 11 van de SV bij Ezechiël 47:8 ‘dat het licht van het Evangelie mede eerst is opgegaan in deze streken). Dat was geheel volgens de profetie uit Jes. 8:23 en Jes. 9:1 waarop Mattheüs in Matth. 4:13-16 doelt en waar we lezen: ‘Hij verliet Nazareth en ging wonen in Kapernaüm, dat aan de zee lag, in het gebied van Zebulon en Naftali, opdat vervuld zou worden wat door de profeet Jesaja gesproken werd toen hij zei: Land Zebulon en land Naftali, gebied aan de weg naar de zee en over de Jordaan, Galilea van de volken, het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en voor hen die zaten in het land en de schaduw van de dood, is een licht opgegaan’. Nazareth lag in Zebulon en Kapernaüm in Naftali en dat werd Zijn ‘uitvalsbasis’. Ter vervulling van die belofte verhuisde Hij naar Kapernaüm (‘Zijn stad’, Matth. 9:1). Matth. 4:13-16 is dus te beschouwen als het doel, het werk, het program van Jezus’ missie, direct bij het begin van Zijn optreden, als vervulling van Gods beloften.
Bij Lukas komt dat eveneens tot uitdrukking, zij het op andere wijze. In Lukas 4:16 wordt, meteen na de verzoeking in de woestijn, Nazareth als eerste plaats genoemd waar Jezus preekt. Het gaat ook daar om vervulling van beloften en wel uit Jesaja 61:1 en 2 (ik ga voorbij aan de vraag of het laatste stuk van het citaat nu wel of niet uit Jesaja 42:7, Jesaja 58:6 of toch alleen uit Jesaja 61 is). Ook in dit Schriftgedeelte verklaart Jezus aan het begin van Zijn optreden het doel van Zijn missie. Lukas 4:16 e.v. sluit aan bij Mt. 4:13-16.
Mattheüs onderstreept het nogmaals in Matth. 9:35 als hij schrijft: ‘En Jezus trok rond in al de steden en dorpen en gaf onderwijs in hun synagogen, en Hij predikte het Evangelie van het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. Toen Hij de menigte zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben.’ In deze perikoop is Jezus in Galilea.
In de naam Nazoreeër ligt dus uitgedrukt dat Hij speciaal het volk in Galilea der heidenen, in het land en de schaduw van de dood en dat in duisternis zat, opzocht. De naam Nazoreeër houdt een keuze in om juist hen als eerste op te zoeken en Zich met dat volk in Galilea te vereenzelvigen en als eerste er voor hen te zijn. Zo bezien is Nazoreeër voor Hem een erenaam, bijna een ambtsnaam, als Verlosser en bevat een boodschap van hoop voor armen en ellendigen in de duisternis van hun bestaan. Zijn naam Nazoreeër toont wie Hij is. Het illustreert Zijn werk. Hij kiest voor het zwakke en wat niet in tel is. Hij zoekt juist hen op om hen met Zijn licht te beschijnen. Hij liet zich niet voorstaan op komaf of hoge titels noch politieke aspiraties in Judea of Jeruzalem. Hij was er vooral voor zieken, melaatsen, kreupelen, blinden, doven, bezetenen en armen (Matth. 11:5 in Jezus’ antwoord aan Johannes de Doper) en weduwen. Hij was er als herder voor verloren schapen en lammeren (Ezech. 34:23,24) door hen het Evangelie te verkondigen. Hij zal ze helpen, recht doen en in de reine verhouding tot God brengen. Al deze dingen zijn te vinden in onder andere Psalm 72:2,4,12-15, Jesaja 9:1-6, 11:1-10, 29:18, 35:5, 61:1, 42:1-9, 49:1-13, 50:4-9, 53:1-12, Jer. 23: 5,6 en 33:15. Vandaar dat Mattheüs geen profeet of citaat van een profeet noemt, maar het meervoud profeten gebruikt.
Betekenis: Matth. 2:23 wordt dus verklaard vanuit Matth. 4:13-16 en 9:35 en secundair door Lukas 4:16. De betekenis is: omdat Jezus Nazoreeër was werd het mogelijk en realiteit (vervuld) wat verschillende profeten en profetieën hadden voorzegd, nl. dat Hij zou omzien naar het verlorene. De vertaalkeuze hieronder onderstreept deze betekenis.
Jezus heeft inderdaad de meeste tijd doorgebracht in Galilea en talrijke dorpen bezocht, waarvan de namen genoemd worden. Bezoeken in Judea waren meer intermezzo’s. We zien nergens dat hij daar verder is geweest dan slechts in een lijn tussen Jericho en Jeruzalem. Alleen de plaatsen er tussenin, Bethanië en Bethfagé, worden nog genoemd. Geen Hebron of Thekoa, zelfs geen Bethlehem.
Maar in Galilea koos Jezus bijna alle discipelen. Daar hield Jezus de Bergrede. Daar was de Berg der verheerlijking. Daar vonden de meeste wonderen en genezingen plaats. Nergens werden zoveel duivelen uitgeworpen dan in het land van de duisternis, Galilea. Daar verscheen Hij na de opstanding herhaaldelijk aan de discipelkring en zelfs aan vijfhonderd broeders tegelijk.
Tekst en vertaling.
Volgens de huidige vertaling (HSV) vond de vervulling plaats bij vestiging in Nazareth (werd vervuld). De vervulling vond echter pas plaats vanaf Jezus’ optreden in Galilea. ‘Vervuld werd’ moet dus zijn ‘vervuld zou worden’ (als SV). Ook veronderstelt de vertaling dat profeten hebben voorzegd dat Jezus Nazarener zou heten. Dat is niet zo. Daarom moet het Griekse hoti (‘dat’) vertaald worden met ‘omdat’, wat heel goed mogelijk is. De vertaling wordt dan als volgt:
Mattheüs 2:23 En toen hij daar gekomen was, ging hij wonen in een stad die Nazareth heette, opdat vervuld zou worden wat door de profeten gezegd is, omdat Hij Nazoreeër genoemd zal worden.
Ook mogelijk is de vertaling van Grosheide: ‘Want Hij zou Nazoreeër genoemd worden’. Verder is de vertaling Nazoreeër conform de grondtekst.
[1] Jakob van Bruggen, Het evangelie van Gods Zoon, Kok Kampen, 1996, par. 6.1.1.
[2] Mart-Jan Paul, Mattheüs, Labarum Academic, Apeldoorn 2025, p55.