De Vlucht naar Egypte
Mattheüs 2:13,14 (HSV)
13 Nadat zij vertrokken waren, zie, een engel van de Heere verschijnt Jozef in een droom en zegt: Sta op, en neem het Kind en Zijn moeder met u mee, en vlucht naar Egypte, en blijf daar totdat ik het u zal zeggen, want Herodes zal het Kind zoeken om Het om te brengen.
14 Hij stond dan op, nam het Kind en Zijn moeder in de nacht met zich mee en vertrok naar Egypte.
Engelverschijning
Als de magiërs vertrokken zijn wordt Jozef in een droom door een engel van de Heere gewaarschuwd om naar Egypte te vluchten vanwege Herodes’ moordplan. Jozef en Maria wisten al van de magiërs dat zij niet naar Herodes terug moesten gaan. Kennelijk heeft Jozef de oproep van de engel om te vluchten de nacht na het vertrek van de magiërs al gehad. Hij zal na de woorden van de engel wel begrepen hebben dat Herodes binnen enkele dagen kon toeslaan.
Nu moet Jozef dus in actie komen als beschermer van het Kind en Zijn moeder. God Zelf geeft opdracht waar ze naar toe moeten vluchten. Jozef krijgt wel meteen ook de belofte van terugkeer: ‘En blijf daar, totdat Ik het u zal zeggen’ Jozef gehoorzaamt eenvoudig. In Mattheüs 2:13 zegt de engel tegen Jozef: ‘Sta op’. In vers 14 lezen we: ‘Hij stond dan op’. Het is de tweede keer dat Jozef in een droom wordt aangesproken. Hij is de verantwoordelijke persoon als gezinshoofd en beschermer van Maria en Jezus. Als de magiërs pas ongeveer een jaar later in Bethlehem aankwamen is Jezus al wat ouder en minder kwetsbaar voor het ondernemen van zo'n grote reis. Hierin mag dan de Gods vaderlijke zorg worden opgemerkt, die het zo geleid heeft dat Maria niet met een klein baby'tje hoefde te vluchten.
Vertrek in de nacht
Vers 14 vervolgt dan met ‘nam het Kind en Zijn moeder in de nacht mee’. Betekent dit, dat Jozef direct alles heeft gepakt en nog diezelfde nacht vertrok, zoals alle vertellers veronderstellen? Waarschijnlijk niet. Dan is de tijd tekort om alles te pakken en gereed te maken voor vertrek. In vers 14 staat dan ook niet ‘in die nacht’, maar ‘in de nacht’. Waarschijnlijk moeten we dit zo zien, dat hij wel direct is opgestaan, voorbereidingen heeft getroffen voor de reis, alles bijeen heeft gepakt wat zij hadden en in de volgende nacht is vertrokken. Er was wel haast mee, maar door in de volgende nacht te vertrekken voldeed hij daar nog aan.
Dat Jozef niet al diezelfde nacht zal zijn vertrokken is ook te verklaren uit het feit, dat karavanen altijd ‘s-nachts vertrokken in verband met de hitte overdag. Karavanen trokken om 02.00 uur uit Jeruzalem, zodat ze om 03.30 uur de ‘afslag’ naar Bethlehem passeerden. Zo snel kan Jozef zijn zaken nooit geregeld hebben. Dat hij in de (volgende?) nacht vertrok kan er dus wel op wijzen dat hij gebruik maakte van vervoer met een karavaan. Dat Jozef midden in de nacht in volstrekte duisternis met een ezel, waarop Maria met Jezus zat, naar Egypte is gaan lopen moet als onmogelijk worden beschouwd. Dat was bovendien veel te riskant. We weten niet waar ze in Egypte verbleven, maar dat zou 150 tot 400 km van bij Bethlehem vandaan kunnen zijn. Met een karavaan meereizen was toen niet alleen de veiligste manier van vervoer, maar ook de meest comfortabele. In een draagstoel op een kameel of dromedaris. Belangrijker is trouwens dat het een snelle manier van vervoer is. We kunnen ons voorstellen dat Jozef haast had om uit handen van Herodes te blijven en daarom van een karavaan gebruik maakte. Een dromedaris legt per dag wel 40 tot 50 km af. Ze lopen zo’n 4 á 5 km/u en dat houden ze wel tien tot twaalf uur vol. Zelfs als ze hun ‘maximum laadvermogen’ van circa 250 kg. dragen.
Mogelijk liet Jozef zijn gereedschap in Bethlehem achter om de hoeveelheid bagage te beperken. Hij wilde na de dood van Herodes immers weer in Judea wonen. Misschien nam hij het echter toch mee om in Egypte wat werk te vinden en voor inkomen te zorgen. Hij wist immers niet hoe lang het verblijf in Egypte zou duren. Niet aannemelijk is, dat zij de geschenken van de wijzen voor zichzelf gebruikten om van te leven. Ze waren immers niet voor hen maar voor het Kind bestemd. Mattheüs schrijft dat ze hun geschenken ‘aan Hem’ gaven. Zouden Jozef en Maria het goud en de mirre werkelijk zomaar verkocht hebben?[1]
Naar Egypte
Zo konden ze al na drie dagen en 150 km reizen in Egypte aankomen. Maar misschien trokken ze uit veiligheid wel verder weg. Het is niet uitgesloten dat zij naar de omgeving van Caïro trokken, nog 400 km verder. Al in de vijfde eeuw trokken pelgrims naar de ‘Boom van Maria’ bij Heliopolis, vlakbij Caïro. In Caïro zelf werd in de zesde eeuw de woonplaats van Jozef, Maria en Jezus bezocht. Van alle vormen van legenden over hun reis naar Egypte en hun verblijf daar is overigens niets objectief vast te stellen. Dat berust dus mogelijk allemaal op pure fantasie.
Waar zij dus gewoond hebben is onbekend. In bijna elke Egyptische stad woonden toen grote groepen Joden, bij wie zij zich konden aansluiten.
Zo trok Jezus dus uit Zijn vaderland Israël en vaderstad Bethlehem weg. Opmerkelijk is overigens, dat we in geen van de vier Evangeliën lezen, dat Jezus later nog in Bethlehem is geweest. Natuurlijk zegt dit niet alles, maar we moeten wel bedenken, dat Zijn eventueel latere bezoek aan het stadje bij velen de pijn van de kindermoord zou oprakelen. Jezus was immers de enige leeftijdsgenoot van deze kinderen die aan de kindermoord - die op Hem gericht was - ontkwam.
[1] Alle kinderbijbels en de Bijbelse Encyclopedie van Gispen vermelden, dat Jozef nu geld genoeg had om een ezeltje te kopen. Twee citaten: ‘arm waren ze nu niet meer’ en ‘Ze hebben dat goud, die wierook en die mirre duur verkocht en voor dat geld kon Jozef alles kopen, wat ze nodig hadden’.