Zaad van David - lendenen van David
1. Intro
Van oudsher heerst de opvatting dat Jezus fysiek, biologisch, van koning David afstamt. Men baseerde dit op verschillende Oud- en Nieuwtestamentische Schriftplaatsen.
Dat leverde een probleem op, want Jezus werd niet verwekt door een mannelijke nakomeling van David. Jozef is immers niet Jezus’ biologische vader. Dit probleem werd opgelost door aan te nemen, dat Jezus’ moeder Maria dan een nakomelinge van David was en dat een geboorte uit haar gelijk stond met “uit het zaad” of “uit de lendenen” van David. Men ging er aan voorbij of zag niet in dat dit niet hetzelfde is en evenmin door de Schrift wordt gesteund.
Het tweede probleem was, dat de Schrift nergens vermeldt, dat Maria Davidisch was. Haar afstamming blijft onvermeld. Dat probeerde men op te lossen met hypothesen om dat aannemelijk te maken. Eigenlijk stelde men daarmee de Heilige Geest als Auteur van de Schrift in gebreke. Deze hypothesen kregen vaak de status van bewijs. Maar reeds het bestaan van meerdere hypothesen toont aan, dat werkelijk bewijs niet geleverd kon worden. Zie hiervoor het menu Hypothesen over Maria's afstamming.
Deze twee problemen leidden er dus niet toe, dat men onderzocht waarom Maria’s afstamming niet werd vermeld en of het wel juist is, dat de Christus fysiek van David moest afstammen. Men zag niet in dat het de Schrift zelf is, bij monde van de evangelisten Mattheüs en Lukas, die eenduidig en consequent aangeeft, dat Jezus door Zijn geboorte in Jozefs huis niet fysiek maar als wettelijke zoon van Jozef tot Davids huis en geslacht ging behoren en zo de beloofde Nakomeling van David en Koning van een geestelijk koninkrijk werd. Ongeacht Maria’s afstamming. In Jeremia 22:30 had God al gesproken, dat er geen fysieke nakomeling van David meer op de troon zou zitten. De Reformatoren en oudvaders misten deze inzichten. Voor een overzicht van de bewijsteksten uit Mattheüs en Lukas, zie het menu Had Jezus Davids DNA?
Deze Bijbelse verklaring leidt bij velen tot de kennelijke angst dat we zo iets fundamenteels kwijtraken. Dat is echter geenszins het geval. Het vergroot juist het wonder van God hoe Jezus Zoon van David werd zonder fysiek van hem af te stammen. Op ongedachte wijze, buiten menselijke berekening, heeft God Zijn belofte aan Davids huis vervuld. Zie hiervoor de beide menu’s over Jechonia Het oordeel over Jechonia en Van Jechonia tot Jozef. Dit inzicht is ook niet nieuw maar reeds bekend bij theologen zoals Th. Zahn, J. van Bruggen en bij Isaac Da Costa.
2. Schriftplaatsen
Maar hoe zit het dan met Bijbelteksten die fysieke afstamming schijnen te bedoelen? Om die vraag te beantwoorden volgt hieronder eerst een opsomming van de relevante Bijbelteksten (HSV; tussen haakjes SV, kernwoorden vet weergegeven).
- 2 Sam. 7:12 “… zal Ik uw nakomeling (zaad) na u, die uit uw lichaam (lijf) voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen”.
- Psalm 89:4,5,30,37. Ps. 89:4 “Ik heb – sprak U – een verbond gesloten met Mijn uitverkorene, Ik heb Mijn dienaar David gezworen”: Ps89:5 “Ik zal uw nakomelingen (zaad, meervoud) tot in eeuwigheid stand doen houden, uw troon bouwen van generatie op generatie”. Ps89:30 “Ik zal zijn nageslacht (zaad) voor eeuwig laten bestaan en zijn troon als de dagen van de hemel”. Ps89:37 “Zijn nageslacht (zaad) zal voor eeuwig blijven, zijn troon zal vóór Mij zijn, vast als de zon”
- Ps. 132:11 “De HEERE heeft David in waarheid gezworen, en Hij zal daar niet van afwijken: Eén van de vrucht van uw schoot (Van de vrucht uws buiks) zal Ik op uw troon zetten”.
- Joh. 7:42 “Zegt de Schrift niet dat de Christus komt uit het geslacht (uit den zade) van David…”.
- Hand. 2:30 “Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam (lenden), voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten”.
- Hand. 13:23 “Uit zijn nageslacht (zaad) heeft God voor Israël, volgens de belofte, de Zaligmaker Jezus doen voortkomen”.
- Rom. 1:3 “… Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht (zaad) van David”.
- 2 Tim. 2:8 “... dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het nageslacht (zaad) van David”.
Het gaat dus om drie groepen kernwoorden:
- nageslacht, geslacht, nakomeling (zaad).
- uit uw lichaam (lijf, 2 Sam 7:12), vrucht van uw schoot (buik, Ps. 132:11), vrucht van zijn lichaam (lendenen, Hand. 2:30).
- voor zover het zijn vlees betreft (naar het vlees), genoemd in Hand. 2:30 en Rom. 1:3.
3. Brontekst 2 Sam. 7:12, 13 en 16
De brontekst (HSV) voor Gods belofte aan koning David dat de Christus zou voortkomen uit zijn nageslacht vinden we in 2 Samuël 7:12, 13 en 16 (de SV tekst is vet gemaakt):
“12. Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling (zaad) na u, die uit uw lichaam (lijf) voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. 13. Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen. 16. Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn.”
a. Zoals te lezen is wordt in vers 12 met “zaad” geen mannelijk zaad (sperma) bedoeld, maar een nakomeling. Het Hebreeuwse zera’ heeft drie betekenissen: 1. zaaigoed, 2. mannelijk zaad (sperma) en 3. nakomeling, (na)geslacht of afstammeling. De eerste betekenis valt af, zodat steeds beoordeeld moet worden of er van mannelijk zaad of nageslacht sprake is. Van mannelijk zaad is in het OT alleen sprake in de Mozaïsche reinheidswetten en in Gen. 38:9 bij Onan. De uitdrukking “zaad van David” in de zin van sperma komt in het OT en NT niet voor. Dat betekent, dat het Hebreeuwse zera’ verder altijd nakomeling(en), geslacht of nageslacht betekent.
b. In vers 12 gaat het over één specifieke nakomeling (enkelvoud) die biologisch gezien uit Davids lijf (SV) zou voortkomen. Dat is ook te zien aan het woord “zijn” koningschap. Deze ene specifieke nakomeling zou het huis des Heeren mogen bouwen. In Salomo is dit woord, deze belofte, uit vers 12 en 13a geheel vervuld. Hij is letterlijk “uit het lijf” van David. Dat dit zo is blijkt uit het genoemde vers 13a en het getuigenis van Salomo zelf in 1 Koningen 8:19,20 en 1 Kron. 17:11-14.
c. In de verzen 13b en 16 gaat het dan, na de eenmalige fysieke vervulling van de verzen 12 en 13a, over Gods onvoorwaardelijke beloften van het Davidisch verbond, het eeuwig koningschap van een Nakomeling op Davids troon (Ps. 89:4, Jer. 33:15,21). Dat is de eeuwige dynastie (Hebr. bayit) van Davids huis (Ps. 89:5,30,37; 1 Kron. 17:11,14, Jer. 33:17). In voorwaardelijke zin (de eis van verbondstrouw, 1 Kon. 2:4, Ps. 132:12) heeft deze betrekking op Davids nakomelingen, in casu de koningen na David. In onvoorwaardelijke zin heeft deze belofte enkel betrekking op het rijk van de Messias.[1] De aardse koningen in Davids linie faalden echter, zij namen Gods verbond niet in acht. Daardoor kwam het koningschap in verval en was in de tijd van de ballingschap en Jezus’ geboorte uitgeschakeld (de afgehouwen stronk Jes. 11:1, dit is het koningschap, niet de fysieke afstamming). De fysieke afstammelingen van David kunnen de eeuwige Koning op Davids troon niet voortbrengen, dus ook Jozef niet. Christus, als niet-fysieke nakomeling en Zoon van David via Zijn wettelijke vader Jozef, wordt dan ook aan het huis van David van buitenaf geschonken om volmaakt het eeuwig Davidisch messiaans koningschap (Luk. 1:32, 33) te vestigen.
--> De conclusie luidt, dat 2 Sam. 7:12 niet bewijst, dat de eeuwige Koning een fysieke afstammeling van koning David moest zijn (niet: uit zijn lijf).
4. Overige teksten in het OT, Psalm 89 en 132
a. Psalm 89:4,5,30,37 (tekst zie boven) is enkel aanhaling en herhaling van 2 Sam. 7: 12 ev. en onderstreept Gods trouw aan Zijn verbond met David aangaande het eeuwig Koningschap van Davids Nakomeling. Deze Psalm biedt dus geen nieuwe informatie over een eventuele fysieke afstamming.
b. Psalm 132:11 “Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten” (SV) is eveneens enkel gebaseerd op 2 Sam. 7: 12 e.v. De woorden “vrucht uws buiks” is een weergave in andere bewoordingen van “die uit uw lijf voortkomt” uit 2 Sam. 7:12. De letterlijke betekenis van deze tekst is vervuld in Salomo, die verwekt is door koning David en die na hem koning werd. In vers 12 gaat het dan alleen nog over de eeuwige dynastie van Davids huis. Vers 12 bevat dus evenmin nieuwe informatie over een eventuele fysieke afstamming van de Messias van David.
5. Relevante teksten uit het NT.
Het Griekse woord spermatos betekent (evenals het Hebreeuwse zera’) mannelijk zaad (sperma) of nakomeling, (na)geslacht of afstammeling. Hoe ligt dit in onderstaande teksten?
a. Joh. 7:42 “Zegt de Schrift niet dat de Christus komt uit het geslacht (uit den zade) van David…”. Dit vers geeft de gangbare opvatting onder de Joden weer, gebaseerd op “de Schrift”, d.w.z. niet vanuit één bepaalde tekst maar meerdere, blijkbaar die hierboven zijn aangehaald en vanuit Micha 5:1. In zoverre kan “uit het zaad van David” niet meer inhouden dan het in die teksten betekende. Men bedoelt met deze term dat de Christus uit het geslacht of nageslacht van David komt. Op welke wijze Christus dat ook is kwam eerder al ter sprake.
b1. Hand. 2:30 “Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam (lenden), voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten”. Het zijn de woorden van Petrus op de Pinksterdag, waarbij hij Psalm 132:11 uit de Septuagint citeert. De woorden “de vrucht van zijn lenden” corresponderen met “de vrucht uws buiks” uit Psalm 132:11. Het lijkt nu alsof Petrus de Christus fysiek (“uit zijn lenden”) van David laat afstammen. Dat is echter onmogelijk, want Jozef heeft Jezus niet verwekt. Behalve wat al eerder is gezegd over de betekenis van deze Psalm spreekt Petrus over “zijn lichaam” en “zijn vlees”, wat ziet op de persoon van David, een man. Daarmee is geen geboorte uit een eventueel Davidische vrouw, in casu Maria, gelijk te stellen. Omdat Jezus is ontvangen van de Heilige Geest, zonder ’s mans toedoen, kan “uit de vrucht van zijn lenden” nooit letterlijk op Jezus worden toegepast.[2] Petrus wist blijkens de uitdrukking “voor zover het zijn vlees betrof” van Jezus’ Goddelijke komaf (ontvangen van de Heilige Geest), dat Zijn wettelijke vader Jozef was en dat Hij via deze uit het geslacht van David was. “Uit de vrucht van zijn lenden” kan dus niets anders betekenen dan “uit zijn nageslacht”. Het gaat hier in Hand. 2:30 dus over het feit, dát Jezus tot het nageslacht van David behoort, maar niet hóé. Fysieke afstamming van David is hier niet bedoeld, noch vereist. Lukas, de schrijver van Handelingen 2, heeft in de eerste drie hoofdstukken van zijn evangelie verschillende malen laten uitkomen dat Jezus via Jozef tot het nageslacht van David behoorde.
b2. In Hand. 2:30 staan vervolgens nog de woorden “voor zover het zijn vlees betrof”. De betekenis hiervan wordt hierna uitgewerkt als Rom 1:3 besproken wordt. In de oudste handschriften ontbreken overigens deze woorden en zijn mogelijk niet authentiek.
c. Hand. 13:23 “Uit zijn nageslacht (zaad) heeft God voor Israël, volgens de belofte, de Zaligmaker Jezus doen voortkomen”. Dat met “zaad” hier “nageslacht” wordt bedoeld is wel duidelijk. Er kan immers niet bedoeld zijn, dat Jezus door een man (Jozef) uit Davids geslacht is verwekt. “Zijn zaad” kan ook niet op een vrouw betrekking hebben, nog los van het feit dat niet bewezen kan worden dat Maria tot het nageslacht van David behoorde.
d. 2 Tim. 2:8 “... dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het nageslacht (zaad) van David”. Hierover kan hetzelfde gezegd worden als bij Hand. 13:23.
e. Rom. 1:3 “… Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht (zaad) van David”. Op de betekenis van “uit het geslacht (zaad) van David” hoeft hier niet nog eens ingegaan te worden. We concentreren ons dus nu verder op de woorden “wat het vlees betreft” geboren uit Davids geslacht, zoals ook in Hand. 2:30 wordt genoemd. Ook bij deze twee teksten geldt, dat wie ze leest als fysieke afstamming van David vastloopt omdat Jezus niet is verwekt door de Davidische Jozef. Kennelijk doelt de Heilige Geest hier, bij monde van Petrus en Paulus, op iets heel anders. Let allereerst op het feit, dat als Petrus en Paulus alleen maar hadden willen aangeven, dat Christus fysiek uit Davids geslacht kwam, de woorden “naar het vlees” overbodig waren. Een afstamming naar het vlees geldt bovendien voor ieder mens. Het gaat in deze uitdrukking dan ook om iets anders, namelijk het mens-zijn van Christus, zijn menselijke natuur, die Hij door de geboorte uit Maria aannam.[3] Beide teksten beogen derhalve niet te verklaren hoe Christus een nakomeling van David is, maar in hoeverre Hij dat is, namelijk voor zover het zijn menselijke natuur betreft.[4] “De eeuwige Zoon van God werd Mens om de Messiaanse Koning te worden”.[5] Daarom zijn juist de lichamelijke opstanding van Christus en zijn verhoging de garantie voor de verwezenlijking van dit messiaans eeuwig koningschap in de lijn van David. Dat verband leggen Petrus en Paulus dan ook in de vervolgverzen Hand. 2:30-36 en Rom. 1:3 en 4. “Wat het vlees betreft” dient hier dus niet als bewijs van fysieke afstamming van David. “Geboren uit het geslacht van David” (Rom. 1:3) wil zeggen, dat Jezus bij zijn geboorte is gesteld op naam van Davids geslacht, via Jozef (Meyer). De vertaling “voortgekomen [genomenou] uit het nageslacht van David” (NBV21) is dan ook trefzekerder.
6. Conclusie
Het geheel overziende is er in de Bijbel geen sprake van een voorzegging van een werkelijke fysieke afstamming van de Messias van koning David. Dat kon en moest ook niet, zoals we zagen. Het NT laat zien, dat Jezus niet is verwekt door de Davidische Jozef, maar ontvangen uit de Heilige Geest. Er blijkt ook geen noodzaak en aanwijzing te zijn dat Jezus via Zijn moeder biologische verwantschap met David moest vertonen ter vervulling van de verschillende beloften. Illustratief en veelzeggend is in dit verband het gegeven, dat Maria’s afstamming zelfs geheel niet wordt genoemd, maar nadrukkelijk wel die van Jozef. Het gaat steeds om de lijn David – Jozef – Jezus, zowel bij Mattheüs als Lukas.
Van belang is trouwens ook de vraag hoe wij het OT lezen ten opzichte van het NT. Om dit duidelijk te maken volgt hier een citaat van de eminente, conservatieve Duitse protestantse nieuwtestamenticus Theodor Zahn (1838-1933) die een uitgebreid commentaar op het Nieuwe Testament schreef. Het citaat is uit zijn Kommentar zum Neuen Testament, Band III, Lucas, Leipzig/Erlangen, 1920 en betreft noot 80 bij zijn verklaring van Lukas 1:27 op pagina 76.
“We hoeven niet jaloers te zijn op de interpretatiekunst waarmee men vandaag de dag nog steeds gelooft uit Rm 1,3 (2 Tm 2, 8) te kunnen bewijzen dat Pl geloofde in de Davidische afkomst van Maria. Zij deugt net zo weinig als die van de andere theologen die uit Rom 1,3 en Gl 4,4 concluderen dat Pl geloofde dat Jezus een fysieke zoon van Jozef was cf Bd VI, 36#f.; IX, 200. Maar het allerverkeerdste is om naar de letter van profetieën als 2 Sam 7:12; Ps. 89:5; 132:11 (Hand 2:30), de geschiedenis, waarin zij hun vervulling gevonden hebben, te willen overheersen, in plaats van, omgekeerd, uit de getuigenissen van de evangelie geschiedenis te herkennen wat in de OT-profetieën een door de tijdsomstandigheden bepaald voorstellingsmiddel is en wat daarin de eeuwig geldende ideeën zijn”
(vertaling vanuit het Duits door mijzelf en met Deepl.com).
Beelden en profetieën in het OT worden vaak pas ten volle begrijpelijk vanuit de vervulling in het NT. Vertaald naar onze thematiek betekent dit het volgende:
Nu het NT laat zien, dat Jezus geen fysieke Zoon is van de Davidische troonpretendent Jozef, moeten de oudtestamentische woorden “uit het zaad van David” of “uit het lijf, de buik, de lendenen van David” niet fysiek verstaan worden, maar in de zin van nageslacht. Jezus behoorde tot Davids nageslacht door Zijn geboorte in het huis van David. Er moet dus niet toch weer een fysieke afstamming (via Maria) vanuit het OT aan het NT worden opgedrongen.
[1] M. Klaassen, Verbonden, EMG De Banier, Apeldoorn, 2019, 89 e.v.
[2] Jakob van Bruggen, Christus op aarde, 265, noot 3.
[3] Zie ook SV, Kanttekening 8 bij Rom. 1:3.
[4] Zoals in Rom. 9:5 “Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen”
[5] HSV Studiebijbel, bij Rom. 1:3 en Hand. 2:30.