Maria's nederige staat

 

Lukas 1:48 ‘..... omdat Hij heeft omgezien naar de nederige staat van Zijn dienares.’

 

Bovenstaande tekstwoorden zijn een regel uit de zogenaamde ‘Lofzang van Maria’, ook bekend als het Magnificat. Wij noemen dit een lofzang, maar feitelijk is het een profetisch spreken door de Geest. Er staat immers ‘en Maria zei’.

Het eerste wat zij doet is God groot maken (46) en haar verheuging in Hem, haar Zaligmaker, uitspreken (47). Vervolgens geeft zij de reden daarvan aan door te zeggen ‘omdat Hij heeft omgezien naar de nederige staat van Zijn dienares’ (48). Want grote dingen heeft Hij aan haar gedaan (49).    

Zij mag immers de Messias ter wereld gaan brengen, een voorrecht waarnaar de eeuwen door vele vrouwen hebben verlangd en naar Wiens komst het hele volk van Israël al eeuwen uitzag. Maria tekent hier, met woorden die haar ultieme verwondering weergeven, het grote contrast tussen het genoemde voorrecht, afgemeten naar wie zij zelf is.

Zij noemt daarbij dan haar ‘nederige staat’. Om maar meteen een misverstand weg te nemen, zij bedoelt daarmee niet haar eigen nederigheid. De kanttekenaren van de SV tekenen daarbij terecht aan ‘Want het strijdt tegen de deugd van nederigheid daarvan te roemen’.

Met haar ‘nederige staat’ bedoelt zij wel, dat zij het in zichzelf niet waardig is om zo’n groot voorrecht ten deel te vallen. Het was voor haar een onverdiende genade, dat zij als eenvoudige en onbeduidende jonge vrouw verwaardigd werd de moeder van de Messias te zijn. Gabriël noemde haar dan ook ‘begenadigd.’ Ze werd er klein onder, ze noemde zich de dienares van de Heere en spreekt in haar lofzang de verwondering uit over het feit, dat God naar haar heeft omgezien.

Maria bedoelt ook haar eenvoudige sociale status. Het Griekse tapeinōsin, dat vertaald is met ‘nederige staat’ wijst daarop. Zij was immers maar een gewoon meisje uit een, waarschijnlijk Levitisch, gezin in een onaanzienlijk gehucht in een uithoek van het land Israël. Bovendien nog jong, al blijkt uit haar brede Schriftkennis en gerijpt geloofsinzicht wel, dat zij al wat ouder was, misschien 18 jaar of nog wat ouder.

Haar nederige staat heeft echter niets te maken met eventuele armoede. Zij woonde trouwens nog thuis. Ook niet, dat zij veracht of niet in tel zou zijn, wat soms gesuggereerd wordt. Dat blijkt nergens uit de Bijbel. Van waar die neiging tot dramatisering? Het gaat er wel om, dat Maria een eenvoudige positie bekleedt. Een gewone jonge vrouw zonder speciale aspiraties of een voordelige positionering. Gewoon Maria, een meisje als zovelen. Maar wel begiftigd met een groot geloof en zij wil graag de dienares van de Heere zijn en Hem gehoorzamen. Zo is zij begenadigd en gezegend onder de vrouwen om de grote Davidszoon te baren.

 

Maar vooral bijzonder was het feit, dat zij door God verkoren was om de beloofde Messias uit het huis van David ter wereld te brengen, terwijl zijzelf niet eens van David afstamde! Wat een ongedacht voorrecht. Toch zal haar Kind een Zoon van koning David zijn (32), hoewel ook Jozef niet Zijn aardse vader zal zijn! Wat een dubbel wonder is dat! Wel begreep Maria, dat het te maken had met haar huwelijk met Jozef, die wel van koning David afstamde (32,33). Die zal dan immers wel de wettelijke vader van Jezus zijn en Hem later, in opdracht van een engel, ook officieel de naam geven bij de besnijdenis (Mattheüs 1:21,25). 

 

Een eventuele afstamming van David via Maria speelt dus geen rol en wordt in de Schrift dan ook niet vermeld. Van Maria zelf telt helemaal niets mee. Van Jozef ook niet, hij zal immers niet de verwekker van de Messias zijn. Van de kant van het geslacht van David telt er in het verwekken van de Messias fysiek gezien niets mee, noch van Jozef, noch van Maria. Maria en Jozef krijgen de Davidszoon beiden in de schoot ‘geworpen’ van buitenaf. Maria letterlijk, Jozef figuurlijk. Beiden zijn hierin enkel receptief.

Zo schakelt God alle menselijke inbreng in Zijn heilsplan uit. Op ongedachte wijze en in de weg van menselijke onmogelijkheid volvoert God Zijn eeuwige raad. De onvruchtbaarheid van Sara, Rebekka, Simsons moeder en Elizabet waren er voorafschaduwingen van. Wat voor de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Wat geen mens kon bedenken of bewerken. Dat geldt voor de realisatie van Gods heilsplan, de verwerving van het heil door Christus, maar ook de persoonlijke verwerving van dat heil. Daarin is de mens passief. De gerechtigheid van Christus wordt in de weg van geloof geschonken, toegerekend en dat zonder inbreng, waardigheid of verdienste van de kant van de mens. Zo ontvangt alleen God alle eer.

Door dan toch via Maria Jezus’ biologische afstamming van David naar voren proberen te schuiven negeren we de Schrift en zetten die naar onze eigen hand. Zo verkleinen we echter het wonder, dat de Messias Zoon van David zal zijn zonder dat Hij fysiek uit David voortkomt. Zo verkleinen wij ook de eer van God.

 

Lees het vervolg onder het menu: het oordeel over Jechonia