71 Kerstmissers

 

Hieronder in min of meer chronologische volgorde een overzicht van de vele misvattingen en misinterpretatties over verschillende aspecten van het kerstverhaal. Ze worden soms schertsend kerstmissers genoemd.

 

  1. Zacharias en Elizabet waren niet stokoud, maar wel te oud om kinderen te krijgen.
  2. Het is aannemelijk, dat Zacharias een broer was van Maria’s vader of dat Elizabet zijn zus was. Elizabet was Maria’s tante, een nicht is niet aannemelijk vanwege het leeftijdsverschil.
  3. Het verhoorde gebed van Zacharias is geen vrij gebed om een eigen kind, maar zijn ambtelijke tempelgebed van zojuist om de komst van de Messias.
  4. Zacharias had geen verlamde tong, maar verloor zijn spraakvermogen. Of hij ook doof werd is in de context van Lukas 1 onaannemelijk, al kan het grondwoord beide betekenen.
  5. Ondertrouw (zoals van Jozef met Maria) gold als een definitief wettig huwelijk, slechts te ontbinden door echtscheiding.
  6. Maria heeft Jozef als haar echtgenoot moeten infomeren over haar zwangerschap.
  7. Met medeweten van Jozef reisde Maria naar haar tante Elizabet, die blijkbaar al kende.
  8. Zij reisde met andere bekenden mee (mogelijk met een karavaan, de route liep langs Nazareth en dichtbij Bethlehem). Alleen en lopend was onverantwoord en onveilig.
  9. Overnachten gebeurde toen bij particulieren thuis en niet in een onveilige herberg (khan).
  10. Maria citeert in haar lofzang niet alleen uit die van Hanna, maar veel breder uit de Schriften.
  11. Het staat geenszins vast, dat buren (zoals van Zacharias en Elizabet) in die tijd een kind de naam gaven. Zij meenden slechts dat het kind wel Zacharias zou heten.
  12. Maria is mogelijk bij Zacharias en Elizabet gebleven tot na Johannes’ besnijdenis.
  13. De uitdrukking “Opgang uit de hoogte” luidt beter: ‘Spruit’ of ‘Telg uit de hoogte’.
  14. Jozefs beroep was bouwvakker of aannemer. Timmerman is minder waarschijnlijk.
  15. Beide geslachtsregisters in Mattheüs 1 en Lukas 3 zijn volgens de Schrift van Jozef.
  16. Alleen van Jozef (niet van Maria) vermeldt de Bijbel de Davidische afkomst. Alleen via Jozef komt Jezus in het huis en geslacht van David. Daarom kan Jozef, als verantwoordelijk en wettelijke vader niet gemist worden in de geboortegeschiedenis van Jezus.
  17. Maria is waarschijnlijk Levitisch en niet Davidisch, dus geen ‘prinsesje’ van huis uit. Voor de vraag hoe Jezus de Zoon van David is, is het niet nodig dat Maria van David afstamt.
  18. Maria zal minstens rond de 18 tot 20 jaar oud geweest zijn, Jozef maximaal 10 jaar ouder.
  19. Jozef en Maria behoorden als jong stel tot de armere mensen, maar uit niets blijkt dat ze extreem arm waren.
  20. Jozef verdacht Maria niet van overspel. Hij wist de oorzaak van haar zwangerschap. Jozef schroomde in het geheimenis van Maria’s zwangerschap te treden en nam zich voor van haar te scheiden. Hij was rechtvaardig door haar niet onterecht daarvoor aan te klagen, als voorgewende reden voor echtscheiding.
  21. In plaats daarvan wilde hij haar in besloten kring (beter dan ‘heimelijk’) een scheidbrief geven, waarin stond dat zij geen schuld trof aan het verbreken van hun relatie.
  22. Maria stiekem verlaten, of stilletjes uit het dorp weggaan maakt een karikatuur van Jozef.
  23. Een engel wijst Jozef op zijn afkomst als zoon van David en accentueert vervolgens, dat God Zich niet vergist heeft. Zo wordt Jozef juist ingeschakeld.
  24. Uit niets blijkt dat Maria in Nazareth als een zondares werd bejegend. Het is verdedigbaar, dat niemand daar haar zwangerschap heeft opgemerkt. Zij was overigens niet ongehuwd zwanger, maar ondertrouwd zwanger en al definitief verbonden aan Jozef.
  25. De beschrijving was een regionale volkstelling in Judea, zonder belastingheffing, in het kader van een wereldwijde telling. Mogelijk gekoppeld aan een loyaliteitsverklaring van nazaten van koninklijke families, waardoor ook Maria naar Bethlehem moest.
  26. Jozef en Maria zijn op tijd vertrokken en waren ruim vóór Jezus’ geboorte in Bethlehem. Het woord ‘waren’ in Lukas 2:6 ‘En het geschiedde, toen zij daar waren….’ dient niet opgevat te worden als aankwamen, maar als (reeds enige tijd) verbleven.
  27. Aannemelijk is dat zij naar Bethlehem reisden per ezel of per karavaan, dit gezien de omvang van hun bezit.
  28. Lukas’ vermelding (2:15) dat Jozef reisde met zijn ondertrouwde vrouw houdt geen schandaal in, maar bedoelt dat Jozef geen gemeenschap met haar had, conform Mattheüs 1:25. Jozef had Maria al ‘tot zich genomen’ voordat zij op reis gingen, Matth. 1:24.
  29. Niet iedereen moest reizen, alleen zij die niet in hun oorspronkelijke woonplaats verbleven. Bovendien werden tellingen vaak per streek gehouden, zoals in Judea in Lukas 2.
  30. In Bethlehem vervoegen zij zich rechtstreeks bij de patriarch (wellicht Jozefs vader), die onderdak voor hen regelt in een huis. Bij hemzelf of bijvoorbeeld bij een familielid.
  31. De vertaling ‘herberg’ is in de context van Lukas 2 onjuist en moet gastenkamer of gastenverblijf zijn.
  32. Omdat de gastenkamer bezet of ongeschikt was (geen plaats voor Jozef en Maria), deze zou door de geboorte ook onrein worden, betrokken Jozef en Maria de benedenverdieping, die fungeerde als opslagplaats/stalling van huisdieren. Waarschijnlijk een grot, het ‘onderhuis’.
  33. In Lukas 2:7 staat niet dat er voor Jezus geen plaats was of dat geen plaats gegund werd.
  34. Dieren werden uit de stal verwijderd in verband met hygiëne, waarmee men bekend was. Dat er een os of ezel in de stal bij stonden is enkel legende, mogelijk zelfs een vorm van vroeg anti-judaïsme.
  35. Van een herberg, herbergier, een lege of verlaten stal in Bethlehem en een zoektocht naar onderdak is geen sprake geweest.
  36. De bewering, dat Jezus geboren is in de Migdal Eder (toren van de kudde) bij Bethlehem berust niet op valide argumentatie en kan als mythe worden beschouwd.
  37. In Israël kende men geen hooi, wel stro waarmee de kribbe bekleed kon worden.
  38. Bij de geboorte werd altijd door één of meer vrouwen (meestal familie) geassisteerd.
  39. In de genoemde ruimte werd Christus geboren en in de kribbe gelegd, die daar was.
  40. Een kribbe werd vaker als wieg gebruikt, vooral in de boerenwoningen. Het kind werd op de gebruikelijk wijze gewikkeld in windsels, dat zijn lange stroken linnen. Doeken zijn dus geen oude lappen, lompen of todden en dus evenmin tekenen van extreme armoede.
  41. De herders waren niet vlakbij Bethlehem in het veld, maar veel verderop in die landstreek.
  42. De schapen waren bijeengedreven in een ommuurd en afsluitbaar gedeelte of grot.
  43. Dat herders al in die tijd geen getuigen mochten zijn staat geenszins vast.
  44. De engel die de geboorte verkondigde aan de herders stond op de aarde en zweefde niet.
  45. De engel verspreidde zelf geen licht, maar stond zelf ook in de glans van Gods heerlijkheid.
  46. Het teken voor de herders is de nederige en ongebruikelijke plaats waar de Messias van Israël geboren werd, namelijk in de kribbe van de opslagplaats annex stal van het huis.
  47. Niet het Mens-zijn van Christus als zodanig is Zijn vernedering (Hij blijft ook Mens op de nieuwe aarde), maar de dienstknechtsgestalte die Hij aannam en Zijn lijden.
  48. De engelen (cherubs) zongen niet, maar hieven een machtig spreekkoor aan.
  49. Als het dag wordt trekken de herders met de kudden door naar Bethlehem.
  50. Met haast betekent: zonder omwegen, niet al weidend. Ze renden dus niet in het donker naar Bethlehem en lieten hun schapen niet zomaar achter.
  51. Via, wellicht, de patriarch vinden zij het huis waar Jezus is, maar vallen niet zomaar binnen.
  52. De herders maakten ‘alom bekend het woord’ betekent: aan de mensen in het huis waar Jozef en Maria verbleven. Het Griekse woord betekent: breder bekendmaken. Het woord alom staat niet in de grondtekst. De herders gingen dus niet alle deuren langs om te evangeliseren, ook niet na hun vertrek, dat pas drie verzen later vermeld wordt.
  53. Bij de besnijdenis noemt Jozef de Naam van het Kind, een handeling voor de wettelijke vader. Jezus wordt beschouwd als Jozefs eigen zoon.
  54. Of Anna 84 jaar was of 84 jaar weduwe is niet eenduidig vast te stellen.
  55. Anna heeft niet over Christus gesproken tot ‘ieder die het maar horen wil’, maar tot hen die in Jeruzalem de verlossing verwachtten.
  56. In de tempel offeren Jozef en Maria twee duiven. Dit zogenaamde armenoffer houdt niet noodzakelijk in, dat Jozef en Maria extreem arm waren.
  57. In de tempel werd Jezus niet gelost, maar aan Zijn Vader voorgesteld of gewijd. Lukas verwijst niet naar het lossen uit Exodus 13:13, maar enkel naar het opdragen in Exodus 12:12.
  58. De wijzen (magiërs) waren de wetenschappers van het oude Oosten, die hun kennis van de astronomie in dienst stelden van de astrologie. Het waren geen koningen.
  59. Hoeveel wijzen het waren, weten we niet. Hun namen zij later verzonnen. Onbekend is ook waar ze vandaan kwamen. Babel en vooral Perzië maken de grootste kans. Uit niets blijkt, dat ze iets wisten van profetieën van Bileam of Daniël.
  60. De ster van Bethlehem was waarschijnlijk een natuurlijk verschijnsel, een planeet (evt. in samenhang met andere astronomische factoren), waarin alleen de wijzen iets zagen. Het hoogtepunt van dit fenomeen vond juist plaats toen zij in Bethlehem waren.
  61. We moeten dus niet denken aan een ster die voor de wijzen uit ging. Die zou overdag ook niet te zien zijn. Zo’n ‘gids’ was geheel niet nodig. Ze wisten thuis al in Israël te moeten zijn en Micha 5:1 wees hen in Jeruzalem de weg naar Bethlehem.
  62. Aan de voorstelling van een bovennatuurlijke, eenmalige ster als gids en wonder van God kleven Schriftuurlijke en andere bezwaren. Een komeet met een mooie staart is onmogelijk.
  63. De ster stond niet stil boven het huis. Het woord huis of plaats wordt niet genoemd. Er staat dat deze ‘kwam te staan boven waar het Kind was’. Boven Bethlehem of de streek. Het voorgaan en stilstaan kan vanuit de astronomie verklaard worden.
  64. Herodes laat alle kinderen, niet alleen de jongens, onder twee jaar oud ombrengen. Soldaten gaan bij een bliksemactie het verschil niet uitzoeken. Te denken valt aan 20 tot 30 kinderen.
  65. Deze kinderen zijn niet, zoals soms wordt gesteld, de eerste martelaren van Christus.
  66. De kindermoord is niet geprofeteerd, maar is vervulling en afsluiting van de ballingschap als straf op de ontrouw van Israël. Er is nu hoop en troost vanwege de geboren Zaligmaker.
  67. In Jeremia 31:15 wordt Rachel opgevoerd als personificatie, die huilt over haar kinderen die in ballingschap worden weggevoerd. Zo is Rachel het symbool van het hartstochtelijk verdriet van moeder Israël. Zo werd in Rama toen figuurlijk het huilen van Rachel gehoord.
  68. De geschenken van de wijzen waren voor Jezus bestemd, niet voor Jozef en Maria. Het is de vraag of ze deze te gelde hebben gemaakt voor levensonderhoud in Egypte.
  69. Een exacte geboortedatum van Christus kan niemand terugrekenen. De Bijbelse gegevens wijzen naar een tijdstip ergens globaal tussen tweede helft 3 v.Chr. en eind 2 v.Chr.
  70. Het sterfjaar van koning Herodes was waarschijnlijk vlak voor Pasen 1 v.Chr.
  71. Er is geen profetie, dat de Messias in Nazareth zou wonen. Door Zijn keuze in Nazareth te wonen werd Jezus Nazarener genoemd. Daarmee illustreerde Hij dat Hij, conform meerdere profetieën, nederig is en het geringe opzoekt.